Voor de eerste keer in vier weken en half delen Jasper en ik
geen kamer, maar heeft ieder een eigen ruimte. Na Kanzi voelde het gisterenavond
heerlijk om onder een douche te kunnen staan (wel met een klein straaltje, maar
tóch). Deze ochtend om kwart voor zeven fris opgestaan (fris… ik dacht nog een
half uurtje te blijven liggen, maar ik heb niet toegegeven) om mijn
sleffers/sletsen/slippers/sandalen (hoe je het ook noemt) een kleine wasbeurt
te geven. Ik dacht dat het ontbijt om 7u was, maar toen ik buiten kwam was er
nog niet veel beweging. Dan toch maar eens het papiertje dat op de deur plakt
lezen: ik was officieel nog een kwartiertje te vroeg. Dan ben ik maar alle
schriftjes die ik over de vier en half weken heb verzameld, met notities die ik
ter plekke maak, beginnen opruimen, sorteren en nummeren. Tussen half 8 en 8
konden we aanschuiven voor brood met een omelet (héérlijk, dat is de eerste
keer hier dat we ei voorgeschoteld krijgen). Een goed stevig ontbijtje genomen
om de dag te beginnen. Izidor en Zephyrein trokken de stad in om twee
Kisolongo-informanten op te halen. Even later kwam de Hilux het terrein
opgereden, en de twee sprekers presenteerden zich. Jasper kreeg logischerwijs
de informant die er het deftigst uitzag, een Kisolongo journalist. De andere
leek écht zo van het straat geplukt, nog niet goed wakker ofwel had hij wat te
veel van iéts op, en die was dan voor mij. We installeerden ons in twee kleine
compounds aan de achterkant van ons verblijf (die uitmondt aan de oceaan, we
zien hem letterlijk vanuit ons raam op een kleine honderd meter ver. Je moet
wel eerst een klif van ongeveer twintig meter naar beneden om op het strand te
geraken, waar we ons nog niet aan gewaagd hebben). Eerst verliep het zeer
moeizaam, en we hadden duidelijk afgesproken dat als het niet lukt, we een uurtje
doorwerken om daarna te stoppen, zodat we geen tijd en geld en moeite
verspillen aan een zesde of zevende informant van één variant. Ook achteraf heb
ik nog met Zephyrein gesproken over de toestand van Jean (mijn informant), en
blijkbaar was die dus echt wel zat (om 9 uur ’s morgens; moet ik dan ‘nog zat’
zeggen?). Gelukkig was de alcohol na een uurtje gezakt, en de samenwerking ging
steeds beter en beter, en gelukkig kreeg ik steeds goede en begrijpbare vertalingen.
We hebben dan ook beslist om morgen verder te werken met hen, at last hebben we bruikbare informanten
gevonden voor het Kisolongo! Maar nu staat ons schema zo vol dat ik niet genoeg
tijd heb om heel de Tucker te doen. Maar daar bestaan oplossingen voor, zo
sample ik per onderwerp – in plaats van alle twintig zinnen die steeds
hetzelfde geven op gebied van syntax vraag ik er een stuk of vijf, en ga dan
door naar het volgende deel. We blijven tegen onszelf zeggen dat dit nog maar
een verkenningsmissie is, en een diepere studie van de varianten voor een
volgende keer is. Om 14u30 zijn we gestopt, en moesten we onze informanten
terug thuis afzetten aangezien we ze ook opgehaald hadden in de ochtend, maar
Izidor was nergens te vinden. Na een telefoontje bleek hij in het centrum te
zitten, en hij kwam zo snel mogelijk af. Gelukkig wonen ze niet al te ver, maar
vervolgens gingen we op zoek naar een man die een boek had geschreven in het
Ciwoyo, wat zo ongeveer de enige literatuur zou zijn voor deze variant. We
hadden gepland om dat boek vlug te fotokopiëren, en daarna iets te zoeken voor
het middageten. Maar dan heb je natuurlijk buiten Afrika gerekend. Zephyrein
had een adres gekregen via via, maar onze man was ondertussen ook verhuisd,
naar een betere wijk verderop (mét stroom). Daar kwamen we dan aan om onze
vriend met slaap in de ogen aan te treffen; we hadden hem een beetje
gederangeerd tijdens zijn siësta, een probleem dat we nog zijn tegengekomen in
Kisantu bij een pater. Gelukkig was deze man wel van plan mee te werken, en
opnieuw lieten we Zephyrein aan het woord. Ondertussen weet hij heel goed hoe
hij aan de mensen duidelijk moet maken wat we komen doen, en indien we in een
dorpje zijn zoals Kibamba vertelt hij het verhaal vanuit een heel ander perspectief
tegen de chef du village dan pakweg
tegen deze man die toch wel een grotere intellectuele bagage heeft. De leeftijd
van de man zorgde echter dat zijn geheugen enkele zwarte gaten telde, met het
gevolg dat hij zelf de titel van het boek dat we zochten niet meer kende. Na
paar telefoontjes waren we nog geen stap verder, zijn zonen zouden het boek
hebben meegenomen toen ze het huis waren uitgetrokken, maar die vertelden dat
hij het had ‘gerecupereerd’ (Franse woordenschat sijpelt langzaamaan door in
het Nederlands). Hij werd dankzij de telefoontjes wél herinnerd aan een ander
boekje dat hij liet opzoeken in zijn persoonlijk archiefje, wat toch wel
bruikbaar was (het ander werk is dus spoorloos verdwenen, maar na een kleine
research deze avond blijkt dat het waarschijnlijk in Tervuren aanwezig is). Een
klein, uniek stukje waarvan je nooit een kopie in Europa kan vinden. En
blijkbaar was onze vriend nog chef du
secteur geweest van Thysville, het huidige Mbanza-Ngungu, dat we onderweg
van Kisantu naar Boma hebben bezocht. We hadden hier dus niet met zomaar iemand
te maken, en ook aan de muur had hij foto’s hangen waarop hij Kabila en Mobutu
groette. Na een lange visite zijn we dan uiteindelijk buiten geraakt, om een
plek te vinden om te eten – ondertussen toch al avondeten aangezien het twintig
voor zes was. Zephyrein beweerde dat er geen klein restaurantjes te vinden zijn
in Muanda, maar na verschillende mensen te hebben aangesproken zijn we toch
ergens beland waar we een uur en half op het eten hebben kunnen wachten. Het
vlees was dan nog eens koud, maar de patron
kwam steeds zeggen hoe goed het wel niet was in zijn zaak (buiten ons zat er
nog één koppel er later op de avond was doorgekomen). Wel heb ik nog eens
heerlijke makemba (bakbananen)
gegeten, die zal ik thuis toch moeten leren klaarmaken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten