Gisteren heeft de jeugd vrijaf gekregen in de voormiddag,
terwijl GM zijn vrienden van het ISP ging bezoeken. Zij hadden grondig gewerkt
tijdens onze afwezigheid en wisten een paar doctoraatsthesissen te presenteren
die zeer nuttig zijn als corpusmateriaal. Ik profiteerde van onze vrije tijd om
eens uit te slapen. Onze proviand was ondertussen helemaal op na onze reis naar
Kanzi en Muanda dus voor ik me aan het ontbijt zette ging ik langs l’alimentation om een nieuwe voorraad
aan te kopen (choco, confituur, smeerkaas, blue
band boter, nescafé en water). Toen ik uit mijn bed kroop rond 10uur
vertrok GM net naar het ISP. Na het ontbijtje was het tijd om nog eens een
beetje te werken aan de transcripties, maar onze vriend Ponti, de zoon van de
vrouw die voor ons kookt in Boma, had zin om een lange babbel te slaan. Om
14uur was GM nog steeds nergens te bekennen, dus ik belde even om te checken of
alles in orde was. Hij vertelde me dan dat hij interessante dingen had
gevonden, en nog even bezig was. Het plan was echter om op dezelfde dag nog
door te rijden naar het noorden. Plots moet alles dan snel snel gaan; GM kwam
aan, snel middageten, Zeph opbellen en laten afkomen, de valies maken en in de
auto zetten en vertrekken. Met een veel te drukke dag zijn we pas om 17uur
vertrokken richting het onbekende. We wisten dat Tshela op onze route lag, maar
het plan is om veel verder door te trekken naar het noorden. Nu was het heel
belangrijk dat we in elk dorp stopten om de naam te vragen, en vooral de
variant die gesproken wordt. Bij het verlaten van Boma zit je recht in
Kiyombe-gebied, de variant die Izidor spreekt. We zagen dan ook een strijd
tussen Zeph, die het nu gewoon was tussenpersoon te zijn, en Izidor die de taal
spreekt, om de informatie te vragen. Vaak riepen ze gewoon door elkaar, de ene
links, de andere rechts naar verschillende mensen. Het was voor hen ook
duidelijk dat we in Kiyombe-gebied zaten, dus vaak vroegen ze niet naar de
variant die er gesproken werd. Nadat we het dan paar keer nadrukkelijk hadden gezegd
dat we het ook wilden weten, vroegen ze: ‘spreken jullie Kiyombe?”, wat een
heel gerichte vraag is waardoor de mensen niet de naam van hun variant gaan
geven. Ook dat hebben we dan nog paar keer duidelijk moeten maken, en na enkele
keren vroegen ze dan of ze het Kiyombe van Tshela spraken, of dat er
verschillen waren. Toen de avond viel en we aankwamen in Tshela, beslisten we
om niet verder door te rijden en de nacht door te brengen bij de katholieke
missie van de paters. Onderweg hadden we al brood en bananen gekocht, en samen
met ons rantsoentje konden we nog voldoende eten ’s avonds. We regelden een
goed ontbijt met ei en sardienen. Toen we aankwamen zat iedereen in de
pikkedonker, maar ze beloofden ons dat de stroom om 22uur terug zou keren. GM
geloofde er niets van, maar om hal elf sprong het licht aan. Mijn kaars was uit
om 23 uur, GM verhuisde naar zijn kamer om door te werken (de grote ruimte waar
we aten grensde aan de twee kamers van Jasper en mezelf; de kamer van GM en
Zeph en Izidor waren in hetzelfde gebouw maar afgescheiden van elkaar). ’s
Morgens inderdaad om 8uur stond de tafel gedekt met een omelet voor iedereen en
twee blikjes sardienen en brood. Tijdens ons kort verblijfje hier informeerden
we ook naar het Ndingi, de variant waarvan we niet weten of ze bestaat en waar
ze gesproken wordt. De dame die voor ons gezorgd had (Mireille 1; gisteren had
Mireille 2 gezorgd dat er water was om ons te wassen) kende de variant. Er was
ook een missie in het gebied waar we naartoe moesten, dus we waren (ongeveer)
zeker dat we een slaapplek hadden vannacht. Terwijl die praktische kant
geregeld werd trok GM naar de kerk, waar we nog een boek in het Kiyombe digitaliseerden
(= fotografeerden). Om twintig voor tien konden we dan eindelijk vertrekken,
verder richting de grens met Kabinda. We trokken verder langs de dorpjes met de
GPS in aanslag, en al snel kwamen we in een dorpje waar ze een variant
beweerden te spreken die verschilt van het Kiyombe, maar ze noemden het nog
steeds hetzelfde. We reden nog even verder en twee of drie dorpjes later kregen
we eindelijk te horen wat we wilden; we zochten naar een variant die we kenden
(van een werk) als Ndingi, en toen we die naam poseerden zeiden ze eindelijk
dat hun variant het Cilinji was. Het eerste dorp waar we dit te horen kregen
namen we een steekproef (de Swadesh lijst, een woordenlijst van een kleine 90
woorden). Rond de middag hielden we dan halt in een groter dorp, waar we met
verschillende informanten de Swadesh-lijst afnamen en de vocabulaire van de
klankverschuivingen. Jasper had ontzettend veel geluk dat hij de oudste spreker
van het dorp had, die heel lang moest nadenken over elk woord, of bij de
woorden dan ook nog een uitleg moest geven; het ging héél snel vooruit… Bij GM
ging het iets sneller, hij had de snuggere informanten gekregen. Uiteindelijk,
toen hij klaar was hebben we zijn informanten overgenomen. Maar onze manier
ging te traag voor GM dus hij nam de leiding. Ondertussen kreeg ik de functie
van fotograaf en Zeph van cameraman. Zelfs Izidor, die zich meestal terugtrekt
in de auto, kwam eerst bij ons zitten en hielp actief mee met het afnemen van
de woordenlijst. Voor de kindjes was het waarschijnlijk de eerste keer dat ze
een blanke zagen, en ze liepen al gillend weg als je de fotolens naar hen
richtte. Vooral bij GM verzamelde zich een grote groep dorpelingen die heel
geïnteresseerd waren in wat we kwamen doen. Nadat we dan klaar waren met de
vocabulaire, waren we geïnteresseerd in een speciale klank die we bij een
spreker hadden gehoord en ook bij anderen soms terugkwam, de /r/ (bijvoorbeeld
‘tovenaar’ ndroki ipv ndoki). Daarom
lieten we nog twee oude mannen elk één verhaal vertellen als corpusmateriaal,
en om die klank wat meer te horen. Rond half zes zijn we doorgereden op zoek
naar de protestantse missie. Alle dorpen die volgden vertelden ons ook steeds
dat ze Cilinji spraken, dus we wisten dat we onze eerste (tot nu toe onbekende)
variant gevonden hadden. Op de GPS zag ik dat we steeds dichter en dichter de
grens met Cabinda naderden, tot onze blauwe pijl letterlijk ertegen lag. HALT,
riep ik uit, juist toen we aan de bovenkant van een heuveltje de missie zagen
liggen. De grens ligt volgens onze vrienden hier drie kilometer verderop, maar
we waren al blij dat we onze slaapplek voor de
nacht gevonden hadden. We vreesden nog lichtjes voor het eten, want de
voorbije tien minuten hadden we geen enkel dorp tegengekomen langs de weg, dus
we zitten echt in the middle of nowhere,
tenzij er nog dorpen dichtbij zijn als je verder doorrijdt. We hadden echter de
chance dat het morgen zondag is en
een heleboel paters zich hier verzameld hadden om de mis van morgen te
bespreken. Dit betekende dat er genoeg eten voorzien was om vijf extra magen te
vullen. We werden warm ontvangen door een zeer geïnteresseerde groep die
onmiddellijk wilden weten wat we allemaal uitspoken. Na het eten werd de
computer bovengehaald, maar die ‘pikte’ alle stroom van de generator, zodat al
snel de elektriciteit uitviel. De computer terug loskoppelen zodat alles terug marcheert. Natuurlijk waren
er ook een tiental gsm’s aan het opladen, en voor GM is er niets zo
onbelangrijk als dat machientje. Uiteindelijk kwam alles in orde, en kon hij op
de pc. Het overzetten van de foto’s naar pc duurde een tijdje, we hebben een
beetje veel foto’s getrokken vandaag (ong. 600), en voor de mensen die
geïntrigeerd waren door de computer lieten we een slideshow van onze foto’s van
Boma tot en met gisteren afspelen. Omdat we ook nog verder wilden werken
vanavond lieten we wat olie kopen om de generator twee uur langer draaiende te
houden. Hoe later het werd op de avond,
hoe meer mensen ons verlieten, of naast ons op de zetel in slaap vielen tot ze
door de overste naar bed werden gejaagd. Ik ging dan eens kijken naar de kamers
– het is weer eens iets anders: de tweepersoonskamer telt één tweepersoonsbed,
en GM slaapt alleen in een kamertje (hoewel onze kamer kleiner lijkt dan de
zijne). We kunnen geen muggennet hangen, dus ik slaap met lange broek en een
DEET-douche. We pakken ook goed onze malariapillen en normaal rijden we morgen
al verder dus voor één nacht kunnen we ons dit permitteren. Morgen gaan we een
kijkje nemen in de zondagsschool die in het Cilinji wordt gegeven, zoals we
verleden week nog een mis in het Kisolongo hebben weten te forceren. De tweede
variant die we zoeken wordt enkel en alleen in Cabinda gesproken volgens de
mensen hier, dus die moet misschien al doorgestreept worden. Maar één van de
paters hier kende nog een andere variant, het Cizobe, dat iets zuidelijker
wordt gesproken. Morgen willen we dus nog die speciale tril-klank onderzoeken,
en gaan we waarschijnlijk op jacht naar het Cizobe.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten